Duvelsprie

Ben je geïnteresseerd in waargebeurde verhalen? En in geschiedenis?

Snap jij ook niet, waarom mensen soms van die onbegrijpelijke dingen doen?

De afgelopen twee jaar heb ik gewerkt aan een nieuwe roman, Duvelsprie (Duivelskreng).

Een historisch verhaal dat is gebaseerd op een waargebeurde geschiedenis, die ik vond in de stamboom van Marlies, mijn liefie. Het speelt zich af in ons beider Limburgs geboortedorp Schinnen.

Het boek verschijnt eind april. Maar ik wil je nu alvast laten meegenieten van het grote plezier, dat de zoektocht naar die echt gebeurde geschiedenis, mij heeft gegeven. Vanaf nu kun je hier elke week lezen hoe ik de ene ontdekking na de andere deed van gebeurtenissen, soms zo onwaarschijnlijk dat een romanschrijver het niet had kunnen verzinnen.

We schrijven het jaar 1721. Anna, een meisje van 16 en haar vriend Jean komen met hun pasgeboren zoon Joes aan in het Zuid-Limburgse Schinnen, een dorpje tussen Sittard en Heerlen. Ze zijn op de vlucht voor schande en armoe.

Bij aankomst overlijdt vader Jean plotseling. Nu moet Anna zich met haar kindje alléén zien te redden in een streng-religieuze omgeving. Waar het op dat moment onrustig is. De bevolking verarmt, ‘s nachts wordt er ingebroken in kerken en grote boerderijen. De autoriteiten reageren met fakeverhalen en een genadeloze strijd tegen iedereen, die zich niet onderwerpt aan hun gezag: in honderden processen worden honderden mensen vervolgd en ter dood gebracht, de zogenaamde bokkenrijders.

Ook in Schinnen.

De jonge moeder en haar zoontje Joes worden aanvankelijk meegesleurd in die kolkende stroom. Maar in de loop der jaren lijkt Anna greep te krijgen op haar leven. Het gaat steeds beter met haar en haar zoontje. En toch wringt er iets. Hoe meer het leven haar schenkt, hoe meer ze kwijtraakt. Dat jonge, felle meisje, die duvelsprie, die aanvankelijk alleen de weg van haar hart volgde, maakt gaandeweg berekenende keuzes, die ten koste gaan van geliefden en mensen die net zo kwetsbaar zijn als zij ooit was.

Daarmee geeft ze een heel andere betekenis aan het begrip duvelsprie.

Maar… had ze überhaupt andere keuzes kunnen maken in die tijd, in die omgeving- als straatarme alleenstaande moeder met een kind?

1.

“Dat is nou al het derde onwettige kind van die twee!”

Ik was altijd al nieuwsgierig naar de levens en de karakters van mijn voorvaders en – moeders. Maar ik had de tijd niet om urenlang in archieven te gaan zoeken. Ik wachtte nog even: ‘Later, als ik oud ben, kan ik dat altijd nog gaan doen’.

Dat wachten werd beloond. In dit geval door het gulle internet, dat ons zoveel zooi schenkt. Maar ook zoveel moois. Ons verleden is de laatste jaren zo overvloedig gedigitaliseerd, dat je bijna de deur niet meer uit hoeft om het te ontsluiten. Het is een kwestie van de juiste zoekvragen intikken en de juiste sites vinden om overvloedige antwoorden te krijgen. Thuis, in een warme kamer, achter een veilig bureau.

Doopakte Schinnen: 1737 Andreas Kallen, wettige zoon van Marlies’ voorvader Andreas Kallen en Anna Raedermeckers, met als getuigen Henri Schieffelers, Barbara Schmitz en Margaretha 

(Dank Paul Potten..)

Het is om meer dan één reden bijzonder om uit Limburg te komen. Zeker als je op zoek gaat naar het Limburgs verleden. Dat is namelijk niet alleen gedicteerd door notarissen en rechtbankgriffiers met hun deftig-ingewikkelde schrifturen, maar ook door de katholieke kerk. En wel letterlijk: pastoors schreven geboortes, huwelijken en overlijdens in de kerkboeken van hun parochie. Ze deden dat nogal uitgebreid. Bij geboortes en huwelijken vermeldden ze vaak het beroep, de getuigen en soms ook dat het druk was: Et aliis multis. (en een heleboel anderen).

En ze noteerden ook altijd of het boorlingske een onwettig kind was. Daarover konden ze zich behoorlijk opwinden. Dan schreven ze: N.B. nunc esse 3tiam prolem naturalem praedictorum. (Pas op! Dit is nu al het derde onwettige kind van die twee).

Er waren zelfs pastoors, die zich zo schaamden voor parochianen, die hun lusten niet konden bedwingen, dat ze onwettige kinderen en hun zondige ouders ‘op de kop’ inschreven in het doopregister. Daarmee dreven ze de onderzoekers in de archieven nog wel eens tot wanhoop: die snapten in eerste instantie niks van die onleesbare teksten. Tot ze de truc doorhadden en het doopregister omdraaiden. (Dank, Jo Schiffelers…)

Aan die pastoors van vroeger heb ik veel te danken, maar ook aan de nijvere mannen, die wél met oneindig geduld deze kerkarchieven hebben bezocht en documenten hebben ontcijferd en gedigitaliseerd.

De eerwaarde heren pastoors noemden in de registers ook de doop- en trouwgetuigen en daarmee onthulden ze ook iets van onderliggende familieverbanden. Zo kon ik dan nagaan wie wél was gevraagd als peetvader, peetmoeder of trouwgetuige en wie niet, terwijl dat volgens de bestaande tradities eigenlijk wél had moeten gebeuren.

Aha. Waren er daar soms spanningen in de familie?

Erg veel verrassingen kwam ik aanvankelijk niet tegen. De voorvaderen van mijn ouders kwamen eeuwenlang uit Zuid Limburg, ze waren zonder uitzondering katholiek en arm: dagloners, knechten, schoenlappers, stratenmakers- dat werk.

De voorouders van Marlies waren ook door en door Limburgs en zonder uitzondering boer of akkerman. Af en toe doken er schepenen (wethouders) op en zelfs een burgemeester.

Maar opeens kwam ik in haar stamboom van moederskant (Kallen) een opvallend verhaal tegen. Over een meisje, Anna, moeder van zoontje Joes, die werd geboren in 1719 te Hombourg, een gehuchtje op de zuidelijkste grens van Limburg.

Anna Raedermeckers heet ze voluit en ze is wel héél jong als ze hem ter wereld brengt: pas 15 jaar. De vader, Jean Piron komt uit de buurt van Vielsalm in de Ardennen. Ze komen met z’n drieën in oktober 1721 naar Schinnen, een dorpje in Zuid Limburg (waar Marlies en ik geboren zijn). Zijn ze soms op de vlucht voor schande en armoe? En waarom komen ze uitgerekend naar Schinnen?

Omdat daar een oom van Jean pastoor is, pastoor Petri.

Dan slaat het noodlot toe: op de dag van aankomst sterft vader Jean. Zijn heeroom, pastoor Petri begraaft zijn neef dan in het kerkje van Schinnen. Prope Ambonem, vlakbij de preekstoel. Dat is vreemd. Die plek is toch toch meestal voorbehouden aan rijke bewoners of geestelijken? Lees hieronder wat pastoor Petri noteert.

Gestorven: Joannes mijn neef, de man van Anna Radermaeckers uit Hombourg in het land van Limburg. Begraven in de kerk bij preekstoel. Hij was van Salm in het land Luxemburg gelegen.

(Dank Paul Potten…)

De arme Anna staat er dus vanaf dat moment alléén voor met haar kindje. Maar kijk: elf jaar later hertrouwt ze. Met Andreas Kallen en dat is die voorvader van Marlies (van moederskant).

Andreas, zelf sinds een half jaar weduwnaar en vader van zes minderjarige kinderen, ishalfwinpachter van de grote boerenhoeve Krekelberg in Schinnen.

Krekelberg ken ik, die hof  bestaat nog steeds. Hij ligt hoog op een van de mooiste punten van Schinnen. Marlies ging daar als kind vaak spelen met een vriendinnetje.

Hoeve Krekelberg in vroeger dagen

(Dank ‘Doe bes va Sjenne, es…’ Facebookgroep)

Het verhaal gaat verder. Zoon Joes wordt later priester en kapelaan in datzelfde Hombourg. En daar maakt hij zijn huishoudster Theresa Debruijn zwanger.

Shame and scandal in the family. Dat moet een pijnlijke toestand zijn geweest.

Wat doet kapelaan Joes dan? Hij gaat met zijn zwangere maat Theresa naar Krekelberg, naar zijn moeder Anna. Waarom zou hij dát hebben gedaan? Uit paniek vanwege het onvergeeflijke schandaal? Om daar buiten de ogen en oren van de Hombourgse parochie te zijn? Om iets met zijn moeder te ‘regelen’?

In ieder geval bevalt Treesje op Krekelberg van een zoontje, Severinus. Zeg maar Serfke.

Het verhaal is nog niet afgelopen.

Het jongetje wordt gedoopt in Schinnen door pastoor Hoen, de opvolger van pastoor Petri. Maar dat dopen gaat niet zonder slag of stoot. Het meisje durft, vanwege de schande, eerst de naam van de vader niet te noemen. De pastoor zet haar onder druk en stelt voor, dat ze bij hem komt biechten en in de biecht die naam noemt. Hij zal de naam van de vader dan in een document noteren, dat verzegelen en als biechtgeheim toevoegen aan het doopboek.

Zo geschiedt.

Nog steeds is dit verhaal niet ten einde. Bij de Franse volkstelling van 1791 leeft Theresa blijkbaar nog steeds. Achter haar naam staat tussen haakjes: ‘arm’. Deze kwalificatie staat bij geen enkele andere inwoner van Schinnen.

Schinnen in 1912

Ik werd in 1946 geboren in het dorp, waar deze geschiedenis zich heeft afgespeeld. Het is het landschap van mijn vroegste jeugd: ik ken de wegen en weggetjes, waarvan de meeste in die tijd nog onverhard waren, ik ken de boerenhoven, kastelen, kerken en kapellen. Ik heb het einde van de eeuwenlange dorpscultuur nog aan den lijve meegemaakt, de boerengesprekken gehoord in mijn schoonfamilie en de Limburgse dorpshouding ten opzichte van de rest van de wereld aan den lijve gevoeld. Hoeves als Krekelberg liggen nog steeds trots in het heuvelland. In dat dorp liep ik in 1949 aan de hand van mijn vader op zondag naar de kerk.

Is het dan gek dat dit verhaal bij mij van alles oproept?

Allereerst vragen.

Hoe heeft Anna zich gedragen tegenover haar schoondochter Treesje? Zelf was ze op jonge leeftijd een alleenstaande (ongehuwde?) moeder met kind in een katholiek Limburgs dorpje. Heeft ze hulp gehad van de familie van Jean? Van de pastoor? Of heeft iedereen zijn handen afgetrokken van haar? Treesje verkeert in een vergelijkbare situatie ten gevolge van de misstap van Anna’s eerwaarde zoon Joes. Hoe heeft Anna daarop gereageerd? In eerste instantie lijkt het of ze zich over haar heeft ontfermd, getuige de bevalling op haar hof Krekelberg. Heeft ze schoondochter Treesje en kleinzoon Serfke daar opgenomen in het gezin? Of heeft ze hen de deur gewezen, zoals de aantekening ‘arm’ van de Franse volksteller, vele jaren later, doet vermoeden.

Een andere vraag is: zou  ik daar in bronnen méér over kunnen vinden?

En dan nog iets. Dit verhaal speelt in de achttiende eeuw, de tijd dat een groep haveloze nachtdieven inbraken pleegt in kerken en rijke boerderijen. Volgens de lokale overheid is het een duivelse opstandige beweging, de zogenaamde bokkenrijders, die het kerkelijke en feodale gezag omver zou willen werpen. Met harde hand wordt ‘de bende’ aangepakt en uitgeroeid. In honderden processen worden honderden mensen ter dood gebracht.

Schinnen staat in die tijd bekend als een ‘bokkenrijdersnest’. Ook daar zijn de nodige ‘misdadigers’ opgehangen of gewurgd op het galgenveld van Daniken.

Heeft dat allemaal nog invloed gehad op het leven van Anna, die zich in die heftige omgeving met haar zoontje moest zien te redden? En hoe is het haar, een arme, kansloze jonge moeder uit den vreemde, dan gelukt om uiteindelijk terecht te komen op een grote hof als Krekelberg?

Ik popel om van dit verhaal een historische roman te gaan maken. Maar dan moet ik eerst nog veel meer te weten komen over de historische feiten, die zich in mijn geboortedorp hebben afgespeeld destijds. Daarover volgende week meer!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *